Via de Peutereygraat naar de Mont Blanc
De Indringendste Beklimming van de Alpen
ProloogZondagavond 17 augustus landen we in Zaventem, terug van de BAC-reis in
de Kaukasus met een zelfde ervaring als we ook reeds de ganse maand juli in
de Alpen mochten ondervinden: slecht weer. Mist en een wind van 200 km/u
deden ons stranden op 300 m van de top van de Elbrus. |
De Peutereygraat is één van de drie zuidgraten van de
Mont Blanc. In engere zin wordt de zuidoostgraat vanaf de Col de Peuterey
bedoeld. In het begrip "normale Peutereygraat" hoort eveneens de
zuidoostgraat van de Aiguille Blanche de Peuterey. De "volledige
Peutereygraat" omvat ook nog de Aiguille Noire de Peuterey. Mijn doel is de
"normale Peutereygraat". Moeilijkheidsgraad: 1 passage IV, overwegend III,
in noodgevallen moet men V kunnen klimmen, ijs tot 55°, 16-26 uur. |
|
Een dergelijke beklimming vereist "le
grand beau". Vóór het vertrek thuis check ik dus het weerbericht nog even:
vrijdag zullen de Alpentoppen wat meer invloed krijgen van de hoge druk en
door de kalme wind zal er pas zondagavond weer onweer dreigen.
AanloopOp vrijdag om 6.00 uur vertrekken we vanuit la Visaille (1600 m) in het
Val Vény met als direct doel de Pointe Gugliermina (3893 m) via de
Monzino-hut en de Col de l'Innominata. "Doucement... " zegt Nico, niet te
snel, we hebben nog veel voor de boeg. Hij had de vorige dag ook nog moeten
klimmen. Wil hij zelf nog wat recupereren? In ieder geval wordt er om het
half uur 5 minuten gepauzeerd. Toch leggen we de 1000 hoogtemeters naar de
Monzinohut af in 21/2 uur: door het grote gedeelte klettersteig op deze
huttenweg wordt er dan ook snel hoogte gewonnen. |
Op de FrêneygletsjerNa een korte "maaltijd" dalen we aan de andere kant in rappel af. Ik heb
zelf ook mijn eigen touw van 7 mm x 40 m meegesleept en ben blij dat het nu
toch kan gebruikt worden. Na 40 m rappel blijkt 1 touw genoeg om een tweede
rappel te maken tot op de Frêneygletsjer. |
Naar Pointe GuglierminaAan de overkant wacht ons nog de randspleet die dit jaar bijzonder ver gaapt. Na de overwinning van een kleine overhang geeft een steil ijsveld van 80 m ons toegang tot de rotsen. We nemen deze keer niet het couloir dat naar het Craveribivak aan de Dames Anglaises leidt en waar we vorig jaar 2 dagen en nachten vastzaten in een onweer. 200 m links van het couloir klimmen we langs een steile rotsband naar de smalle geul die ons naar de Pointe Gugliermina moet brengen. Deze "Canale Schneider" is bijzonder pittig, nooit echt moeilijk, maar wel met veel afwisseling. Halfweg de geul mogen we weer onze stijgijzers aanbinden om over de 1,5 m brede ijsgeul verder hoogte te winnen tot een kleine col tussen Pointe Gugliermina en een rotstoren. "We zitten op gelijke hoogte met het Craveribivak" zegt Nico. Vanaf hier kunnen de stijgijzers weer op de rugzak. |
|
Links omhoog aan het colletje zoeken we onze weg verder in een steile
rotsflank. Over kleinere en grotere rotsblokken gaat het schuin omhoog. We
traverseren steeds hogerop, richting Pointe Gugliermina. |
Spinazie met Zand, boven de AfgrondPlots zegt Nico: "Hier kunnen we bivakkeren." We hadden nog geen enkel
plekje gezien dat had kunnen dienen als bivakplaats. Nu kan je je met enige
fantasie een min of meer effen plaats van 1 m x 2 m indenken. Enkele keien
verwijderen, de spitse kanten naar onder kantelen, wat kleinere en platte
keien aanbrengen... het wordt een heus "bed". Nico had van een
tweepersoonstent gesproken. Nu spreekt hij eerder over een "wandbivaktent".
Met drie ophangpunten aan kleine clogs hangt hij een zak aan de wand boven
het kleine terrasje. "Het is de eerste keer dat ik de tent uitprobeer" voegt
hij er nog aan toe. |
|
Nog snel een plasje in de diepte... en als
eerste mag ik me in de tent klaarmaken, schoenen uit, in de slaapzak. Daarna
pas kan Nico erbij. De tent ritsen we dicht, maar een kleine opening zorgt
toch voor wat frisse lucht en een mooi zicht op een heldere sterrenhemel. Ver beneden ons in de diepte laten enkele lichtjes vermoeden waar we deze morgen gestart zijn. Ook de Kuffnergraat naar de Mont Maudit en iets verder de Rochefortgraat met de Dent du Géant liggen er prachtig bij. Een lichtje verraadt waar de Torino-hut ligt. Het is werkelijk een grandioos en imposant landschap. De omgeving zal trouwens spectaculair blijven tijdens de hele tocht. Het zullen drie dagen worden van voortdurende inspanningen en oplettendheid. En zo lig je daar maar in het kleine tentje, opgeslokt in de grootsheid van de bergwereld. Het verder klimmen naar het onbekende toe schrikt bijna minder af dan de huiverige idee dat je helemaal terug zou moeten langs dezelfde, reeds bekende weg. Maar we moeten nog verder, want ik wil de Aiguille Blanche beklimmen. |
Aiguille Blanche de Peuterey's Zaterdags om 4.30 u trek ik mijn schoenen aan en kruip uit de tent om thee te zetten. Nu komt ook Nico naar buiten gekropen. Tijdens het koken maken we onze rugzak. Na een kort ontbijt vertrekken we. Drank voor onderweg koken we niet. We hopen immers dat het niet lang zal duren tot aan de sneeuwgraat. Het bespaart ons gewicht en we hopen ook schonere sneeuw te vinden - dus zonder zand. In het halfduister klimt Nico schuin rechts omhoog. Na een tijdje klinkt het boven mij: "Merde, merde, we moeten langs onder traverseren." Afdalen is er echter niet meer bij en we traverseren op gelijke hoogte in de richting van de plaats waar we de doorgang naar de Aiguille Blanche vermoeden. |
|
We moeten een paar vage couloirs of
greppels traverseren op een helling van 50° met een 2 m brede verijsde
sneeuwgeul. De tijd laat niet toe om hiervoor de stijgijzers aan te binden.
We steken dan maar over met wat meer adrenaline. Regelmatig kijkt Nico op
zijn papiertje, een kopietje van de topo, dat hij in zijn brillendoos
bewaart. Dikwijls hoor ik hem "Merde, merde" roepen. Maar we komen verder en
verder. Het is voor hem ook de eerste maal dat hij de Peutereygraat beklimt.
Wel heeft hij eens de Aiguille Blanche beklommen en is hij langs deze weg
afgedaald. Maar hij zegt dat hij de weg niet meer kan herkennen waarlangs
hij toen is afgedaald. We nemen dus de weg die ons het meest logisch lijkt.
Soms vraagt hij "Wat denk je, zullen we het langs daar proberen?" Dan komen
we op een torentje. "Traverseer maar 10 meter hieronder", roept Nico.
Ondertussen wordt het lichter. De zon laat zich zien en verlicht de prachtige scherpe sneeuwgraat die naar de Aiguille Blanche leidt. Er is een vaag spoor te zien. Soms lopen we een eind onder de sneeuwgraat om overhangende sneeuwmassa's te vermijden. Soms lopen we boven op de kam die amper een voet breed is. Soms gaat dit niet en lopen we een meter onder de kam op de steile flank, afwisselend op de linker- en op de rechterkant. "Dat afwisselend links en rechts gaan komt toch niet veel voor", denk ik zo bij mezelf. |
We bereiken de zuidtop, maar lopen gewoon verder. Het
einddoel wordt eigenlijk verlegd naar de Mont Blanc. Pas daar zullen de
moeilijkheden voorbij zijn. Dan komt de centrale top. Er wacht nog een
horizontale oversteek van een messcherpe col, 2 cm breed, 30 m lang. Het is
onmogelijk erover te lopen. Langs beide zijden gaapt de steile ijzige
diepte. Terwijl Nico me zekert ga ik er als eerste over. De enige
mogelijkheid bestaat erin in de wand rechts met de voorste punten in het ijs
zijdelings te vorderen. De kuiten en de voeten krijgen het erg te verduren. |
|
Ik sla mijn ijshamer zo goed mogelijk in de wand. Hoe beter hij zit, hoe
meer vertrouwen hij biedt. Dan 3, 4 passen zijdelings. Maar o wee, de
ijshamer zit inderdaad goed, te goed... Krijg hem er nu maar weer uit! "Niet
te krachtig naar achteren rukken zodat een plots lossen je niet achterwaarts
in de gapende diepte doet verdwijnen", denk ik. Dan maar links-rechts
wrikken en de hamer aan de kop eruit trekken. Ondertussen voel ik weer mijn
voeten en kuiten. Ik moet vechten om geen kramp te krijgen. Snel de ijshamer
een meter verder weer inslaan, zodat ik mijn voeten verder kan verplaatsen.
De laatste meters is het ijs op de rotsen nog slechts flinterdun. De
ijshamer en de stijgijzerpunten krijgen niet veel vat meer. Met nog meer
voorzichtigheid bereik ik de overkant en 5 meter verder vind ik een mooie
rotspunt om Nico te zekeren. Oef!
Iets verder, op de noordtop, eigenlijk onverwacht vlug, zien we onder ons de eerste afdaallussen naar de Col de Peuterey. Op vrij steile rotsen dalen we 2 lengten op volle 40 m af. Als ik de 3e lengte voor de helft afdaal bereik ik het einde van de rotsen. Daar zijn nog afdaallussen die je bij een rappel van 40 m tot over de randspleet brengen. We zijn op de Col de Peuterey, 3934 m. |
Steenregen op de Grand Pilier d'AngleIk schiet vlug mijn 7 mm-touw op en terwijl we verder klimmen, bestuderen we voortdurend de wand die ons toegang moet geven tot de Grand Pilier d'Angle, 4243 m. De wand lijkt op een rechtopstaande halve kom. Wat is de beste route? Nico blijft iedere 20 meter staan en verdiept zich in de wand. In het midden lijkt hij het gemakkelijkst, met kleinere rotsblokken. Aan de rand lijkt de graat ook al niet uitnodigend... Iets naar rechts klimmen we omhoog. In het midden van de steile ijswand is er een ijsbreuk over de volledige breedte, zo'n goede 200 m. We moeten helemaal naar rechts, zo 'n 50 m uitwijken. |
|
Weer die kuiten en die voeten... Door een gat onder een ijsbrug, zoals een
muis door een gangetje, kruipen we naar de andere kant van de randspleet.
Een meter loodrecht klimmen verschaft ons toegang tot het hogere ijsveld,
dat we tot de bovenste rand beklimmen. De rotsen zijn hier echter vrij
moeilijk. We volgen de rand weer terug 60 m naar links. Tussen de bovenste
ijsrand en de rotsen is er gelukkig een smal spleetje zodat deze ijsrand ons
een beetje als steun kan dienen bij het zijdelings vorderen. |
Nog een goede 200 m rotsen naar de top van de Grand
Pilier d'Angle! Gelukkig voor onze kuiten kunnen we hier weer onze
stijgijzers afnemen. Doch we moeten oppassen. Verschillende stenen suizen
voorbij. Als je het suizend geluid hoort, kan het al te laat zijn. Toch duik
ik snel tegen de rotswand, want gewoonlijk volgen er dan nog. We klimmen
telkens touwlengten van 40 m en maken elke keer stand aan een overhangende
rots die min of meer beschutting biedt tegen dat suizend gevaar. Iedere
touwlengte vermindert dat gevaar van projectielen die van boven komen. |
|
Terwijl ik klim en een goede greep boven
mijn hoofd heb, zie ik plots dat het touw 1 m boven mij wat stenen naar
beneden duwt. Op hetzelfde ogenblik voel ik een stekende pijn aan mijn
middelvinger. Naast en rond de vingernagel kleurt alles rood van het bloed.
Ook mijn wijsvinger kleurt rood en laat flarden huid van mijn vinger zien.
Na een minuut mindert de pijn. Ik veeg het bloed af aan de rotsen en iets
verder zorgt een roodkleurende sneeuwplek voor wat verlichting. Na nog een
uurtje klimmen zijn we aan de top van de Grand Pilier d'Angle. Ik doe een
doekje met een pleister aan mijn vinger nadat ik een overlangse scheur van
de nagel heb vastgesteld.
Het is 16.30 uur en de Mont Blanc ligt binnen handbereik. Nog een steile ijsgraat met onderweg een stukje steile ijswand van 55°. We zullen hier echter nog een tweede bivak maken. Nico wou eerst nog de uitklim doen maar vindt daarna ook dat de opgewarmde sneeuw voor extra moeilijkheden zou kunnen zorgen. Later zegt hij dat dit stuk minstens een uur meer klimtijd zou gevergd hebben, hadden we het nog die avond beklommen. |
Een MuizenvalPlots is me ook de betekenis van de topo duidelijk als deze beschrijft dat de Peutereygraat een muizenval wordt bij slecht weer. Als er hier een onweer losbarst, als het onmogelijk wordt om uit te klimmen naar de Mont Blanc die nog eens 600 m hoger is - maar die vandaag zo voor het grijpen lijkt - als je dan heel die lange weg terug moet zoeken in miezerige wolken, dan voel je de grootsheid van deze bergen. Er zijn wel een paar zogenaamde "vluchtwegen", maar die zijn praktisch even lang en onherbergzaam. En zijn zij bij slechte zichtbaarheid wel te verkiezen boven de gekende heenweg? Nico had vooraf al gezegd dat bij eventueel slecht weer de terugtocht naar het Craveribivak zou gebeuren om daar af te wachten... Het weer blijft echter fantastisch op een paar kleine wolkjes na. |
|
Het tweede bivak is nog kleiner dan het
eerste. Als we met ons hoofd elk aan een andere kant liggen is er net plaats
genoeg om te liggen. Nico ligt langs buiten en ligt werkelijk op de rand van
de afgrond. Als we ons even bewegen, zegt hij "Mijn voeten liggen over de
rand." De nacht tovert weer een prachtige sterrenhemel te voorschijn. Komt
het door de vermoeidheid dat we beter slapen, of door de gewenning? |
De UitklimHet is snel 4.30 uur. Gauw wordt er wat thee gedronken. We nemen weer
geen drank mee, op deze plaats kost dat te veel moeite en te veel tijd en
bovendien moeten we dan ook nog gewicht meesleuren. We kunnen beter straks
sneeuw smelten als we op de Mont Blanc de Courmayeur arriveren. |
Terug naar de Bewoonde WereldEen paar honderd meter verder zien we verschillende cordees op de Mont
Blanc, 4807 m. Het krioelt er van het volk, zo ziet het er althans uit na
onze eenzame beklimming, die nu reeds drie dagen aan de gang is. De
moeilijkheden zijn voorbij, rustig zitten we op onze rugzakken. Toch moet
alles nog snel gaan, vindt Nico. Vlug neem ik mijn gasvuurtje, we drinken
wat thee en eten wat muesli en koekjes. Ook wat chocolade gaat er vlot in.
Tekst en foto's: Jo De Smedt
Dit verhaal is ook te vinden in Boba van okt-nov 1997. |