Via de Peutereygraat naar de Mont Blanc

 

De Indringendste Beklimming van de Alpen

 

 

Jo De Smedt
Berglucht (home)

 

Proloog

Zondagavond 17 augustus landen we in Zaventem, terug van de BAC-reis in de Kaukasus met een zelfde ervaring als we ook reeds de ganse maand juli in de Alpen mochten ondervinden: slecht weer. Mist en een wind van 200 km/u deden ons stranden op 300 m van de top van de Elbrus.

Nu lijken de weermannen er toch een beetje verandering in te willen brengen. Nog dezelfde avond voorspelt het Zwitserse weerbericht stapelwolken met onweer, maar ook verbetering naar het einde van de week toe. Hoewel het hogedrukgebied in het oosten ligt, heerst er in gans West-Europa een subtropisch klimaat. Het onweer komt dus van de hitte. Ik neem onmiddellijk contact op met Nico, gids uit Val d'Ayas. Het regent er, maar ik kan hem toch van de weersverbetering midden van de week overtuigen en er wordt een afspraak gemaakt om vrijdag aan de beklimming van de Peutereygraat te beginnen.

De Aiguille Blanche de Peuterey, 4112 m, is de voorlaatste van 'mijn' 60 Alpen-vierduizenders. Ik ben er al een tijd op gebrand. Het wordt mijn eerste vierduizender met gids. Maar het is een belangrijke beklimming, een grote klassieker in de Alpen. Dan rest mij enkel nog de Schreckhorn in de Berner Alpen, die ik reeds tot 100 m onder de top beklom.

 

 

De Peutereygraat is één van de drie zuidgraten van de Mont Blanc. In engere zin wordt de zuidoostgraat vanaf de Col de Peuterey bedoeld. In het begrip "normale Peutereygraat" hoort eveneens de zuidoostgraat van de Aiguille Blanche de Peuterey. De "volledige Peutereygraat" omvat ook nog de Aiguille Noire de Peuterey. Mijn doel is de "normale Peutereygraat". Moeilijkheidsgraad: 1 passage IV, overwegend III, in noodgevallen moet men V kunnen klimmen, ijs tot 55°, 16-26 uur.

De "volledige Peutereygraat" vanaf de Torino-hut: v.l.n.r. Aiguille Noire de Peuterey, Dames Anglaises, Aiguille Blanche de Peuterey, Col de Peuterey, Grand Pilier d'Angle, Mont Blanc de Courmayeur, Mont Blanc.

Een dergelijke beklimming vereist "le grand beau". Vóór het vertrek thuis check ik dus het weerbericht nog even: vrijdag zullen de Alpentoppen wat meer invloed krijgen van de hoge druk en door de kalme wind zal er pas zondagavond weer onweer dreigen.

Aanloop

Op vrijdag om 6.00 uur vertrekken we vanuit la Visaille (1600 m) in het Val Vény met als direct doel de Pointe Gugliermina (3893 m) via de Monzino-hut en de Col de l'Innominata. "Doucement... " zegt Nico, niet te snel, we hebben nog veel voor de boeg. Hij had de vorige dag ook nog moeten klimmen. Wil hij zelf nog wat recupereren? In ieder geval wordt er om het half uur 5 minuten gepauzeerd. Toch leggen we de 1000 hoogtemeters naar de Monzinohut af in 21/2 uur: door het grote gedeelte klettersteig op deze huttenweg wordt er dan ook snel hoogte gewonnen.

In de hut bestellen we een liter thee en eten we wat. Om 9.15 uur gaan we verder. Normaal is dit reeds vrij laat om een beklimming te doen. Via een pad en een tamelijk steil sneeuwveld komen we aan de rotsformatie, waar een tweetal touwlengten ons tegen de middag op de Col de l'Innominata brengen. Aan de rotsformatie is er stromend water. We vullen er mijn drinkbus en voegen er een vitaminebruistablet aan toe. Nico heeft geen drinkbus bij. Hij heeft in de hut een lege plasticfles gevraagd, maar hij vult ze nog niet. Ook een drinkbeker heeft hij niet bij. Zo besparen die mannen natuurlijk op gewicht. Zelfs een hoogtemeter en een kompas heb ik zelf moeten meebrengen.

 

Oversteek van de Frêneygletsjer

Op de Frêneygletsjer

Na een korte "maaltijd" dalen we aan de andere kant in rappel af. Ik heb zelf ook mijn eigen touw van 7 mm x 40 m meegesleept en ben blij dat het nu toch kan gebruikt worden. Na 40 m rappel blijkt 1 touw genoeg om een tweede rappel te maken tot op de Frêneygletsjer.

Ondertussen hebben we al een studie gemaakt van deze gletsjer. Hoe komen we aan de overkant? Over séracs, in spleten, over ijsbruggen, bergop, bergaf, voortdurend zoekend naar de beste weg naar de overkant. Regelmatig roept Nico luidop "merde" en een nieuwe hindernis doet ons dan even overleggen om de kortste omweg te zoeken.

 

Naar Pointe Gugliermina

Aan de overkant wacht ons nog de randspleet die dit jaar bijzonder ver gaapt. Na de overwinning van een kleine overhang geeft een steil ijsveld van 80 m ons toegang tot de rotsen. We nemen deze keer niet het couloir dat naar het Craveribivak aan de Dames Anglaises leidt en waar we vorig jaar 2 dagen en nachten vastzaten in een onweer. 200 m links van het couloir klimmen we langs een steile rotsband naar de smalle geul die ons naar de Pointe Gugliermina moet brengen. Deze "Canale Schneider" is bijzonder pittig, nooit echt moeilijk, maar wel met veel afwisseling. Halfweg de geul mogen we weer onze stijgijzers aanbinden om over de 1,5 m brede ijsgeul verder hoogte te winnen tot een kleine col tussen Pointe Gugliermina en een rotstoren. "We zitten op gelijke hoogte met het Craveribivak" zegt Nico. Vanaf hier kunnen de stijgijzers weer op de rugzak.

Canale Schneider naar de Pointe Gugliermina

Links omhoog aan het colletje zoeken we onze weg verder in een steile rotsflank. Over kleinere en grotere rotsblokken gaat het schuin omhoog. We traverseren steeds hogerop, richting Pointe Gugliermina.

 

1e bivak onder de Pointe Gugliermina op de ZO-graat van de Aiguille Blanche de Peuterey

Spinazie met Zand, boven de Afgrond

Plots zegt Nico: "Hier kunnen we bivakkeren." We hadden nog geen enkel plekje gezien dat had kunnen dienen als bivakplaats. Nu kan je je met enige fantasie een min of meer effen plaats van 1 m x 2 m indenken. Enkele keien verwijderen, de spitse kanten naar onder kantelen, wat kleinere en platte keien aanbrengen... het wordt een heus "bed". Nico had van een tweepersoonstent gesproken. Nu spreekt hij eerder over een "wandbivaktent". Met drie ophangpunten aan kleine clogs hangt hij een zak aan de wand boven het kleine terrasje. "Het is de eerste keer dat ik de tent uitprobeer" voegt hij er nog aan toe.

Nu moeten we echter eerst ijs smelten, met als resultaat water... met zand. Als we niet nog eens 20 m willen klauteren voor iets betere sneeuw, dan moesten we ons tevreden stellen met een ijsschol tussen de rotsen, waarin kleine steentjes met zand vastgevroren zitten. Thee drinken gaat nog. Het zand bezinkt wel na een tijdje. Aardappelpuree met spinazie, daar zit het zand natuurlijk tussen geroerd. Omdat Nico geen eetkommetje of drinkbeker bij zich heeft gebruikt hij mijn kookpannetje. Dit veroorzaakt natuurlijk extra wachttijd om verder te koken!

Nog snel een plasje in de diepte... en als eerste mag ik me in de tent klaarmaken, schoenen uit, in de slaapzak. Daarna pas kan Nico erbij. De tent ritsen we dicht, maar een kleine opening zorgt toch voor wat frisse lucht en een mooi zicht op een heldere sterrenhemel.

Ver beneden ons in de diepte laten enkele lichtjes vermoeden waar we deze morgen gestart zijn. Ook de Kuffnergraat naar de Mont Maudit en iets verder de Rochefortgraat met de Dent du Géant liggen er prachtig bij. Een lichtje verraadt waar de Torino-hut ligt. Het is werkelijk een grandioos en imposant landschap. De omgeving zal trouwens spectaculair blijven tijdens de hele tocht. Het zullen drie dagen worden van voortdurende inspanningen en oplettendheid. En zo lig je daar maar in het kleine tentje, opgeslokt in de grootsheid van de bergwereld.

Het verder klimmen naar het onbekende toe schrikt bijna minder af dan de huiverige idee dat je helemaal terug zou moeten langs dezelfde, reeds bekende weg. Maar we moeten nog verder, want ik wil de Aiguille Blanche beklimmen.

 

Aiguille Blanche de Peuterey

's Zaterdags om 4.30 u trek ik mijn schoenen aan en kruip uit de tent om thee te zetten. Nu komt ook Nico naar buiten gekropen. Tijdens het koken maken we onze rugzak. Na een kort ontbijt vertrekken we. Drank voor onderweg koken we niet. We hopen immers dat het niet lang zal duren tot aan de sneeuwgraat. Het bespaart ons gewicht en we hopen ook schonere sneeuw te vinden - dus zonder zand. In het halfduister klimt Nico schuin rechts omhoog. Na een tijdje klinkt het boven mij: "Merde, merde, we moeten langs onder traverseren." Afdalen is er echter niet meer bij en we traverseren op gelijke hoogte in de richting van de plaats waar we de doorgang naar de Aiguille Blanche vermoeden.

De ZO-graat van de Aiguille Blanche de Peuterey, met zicht op de Mont Blanc

We moeten een paar vage couloirs of greppels traverseren op een helling van 50° met een 2 m brede verijsde sneeuwgeul. De tijd laat niet toe om hiervoor de stijgijzers aan te binden. We steken dan maar over met wat meer adrenaline. Regelmatig kijkt Nico op zijn papiertje, een kopietje van de topo, dat hij in zijn brillendoos bewaart. Dikwijls hoor ik hem "Merde, merde" roepen. Maar we komen verder en verder. Het is voor hem ook de eerste maal dat hij de Peutereygraat beklimt. Wel heeft hij eens de Aiguille Blanche beklommen en is hij langs deze weg afgedaald. Maar hij zegt dat hij de weg niet meer kan herkennen waarlangs hij toen is afgedaald. We nemen dus de weg die ons het meest logisch lijkt. Soms vraagt hij "Wat denk je, zullen we het langs daar proberen?" Dan komen we op een torentje. "Traverseer maar 10 meter hieronder", roept Nico.

Ondertussen wordt het lichter. De zon laat zich zien en verlicht de prachtige scherpe sneeuwgraat die naar de Aiguille Blanche leidt. Er is een vaag spoor te zien. Soms lopen we een eind onder de sneeuwgraat om overhangende sneeuwmassa's te vermijden. Soms lopen we boven op de kam die amper een voet breed is. Soms gaat dit niet en lopen we een meter onder de kam op de steile flank, afwisselend op de linker- en op de rechterkant. "Dat afwisselend links en rechts gaan komt toch niet veel voor", denk ik zo bij mezelf.

 

Zicht vanaf Pic Eccles op de Col de Peutery met rechts de drie toppen van de Aiguille Blanche de Peuterey en op de achtergrond de Dent du Géant met Rochefortgraat en Grandes Jorasses (foto 1989)

We bereiken de zuidtop, maar lopen gewoon verder. Het einddoel wordt eigenlijk verlegd naar de Mont Blanc. Pas daar zullen de moeilijkheden voorbij zijn. Dan komt de centrale top. Er wacht nog een horizontale oversteek van een messcherpe col, 2 cm breed, 30 m lang. Het is onmogelijk erover te lopen. Langs beide zijden gaapt de steile ijzige diepte. Terwijl Nico me zekert ga ik er als eerste over. De enige mogelijkheid bestaat erin in de wand rechts met de voorste punten in het ijs zijdelings te vorderen. De kuiten en de voeten krijgen het erg te verduren.
Ik sla mijn ijshamer zo goed mogelijk in de wand. Hoe beter hij zit, hoe meer vertrouwen hij biedt. Dan 3, 4 passen zijdelings. Maar o wee, de ijshamer zit inderdaad goed, te goed... Krijg hem er nu maar weer uit! "Niet te krachtig naar achteren rukken zodat een plots lossen je niet achterwaarts in de gapende diepte doet verdwijnen", denk ik. Dan maar links-rechts wrikken en de hamer aan de kop eruit trekken. Ondertussen voel ik weer mijn voeten en kuiten. Ik moet vechten om geen kramp te krijgen. Snel de ijshamer een meter verder weer inslaan, zodat ik mijn voeten verder kan verplaatsen. De laatste meters is het ijs op de rotsen nog slechts flinterdun. De ijshamer en de stijgijzerpunten krijgen niet veel vat meer. Met nog meer voorzichtigheid bereik ik de overkant en 5 meter verder vind ik een mooie rotspunt om Nico te zekeren. Oef!

Iets verder, op de noordtop, eigenlijk onverwacht vlug, zien we onder ons de eerste afdaallussen naar de Col de Peuterey. Op vrij steile rotsen dalen we 2 lengten op volle 40 m af. Als ik de 3e lengte voor de helft afdaal bereik ik het einde van de rotsen. Daar zijn nog afdaallussen die je bij een rappel van 40 m tot over de randspleet brengen. We zijn op de Col de Peuterey, 3934 m.

 

Op de ZOgraat van de Mont Blanc de Courmayeur: terugblik op de Grand Pilier d'Angle met rechts de Col de Peuterey en de N-wand van de Aiguille Blanche de Peuterey

Steenregen op de Grand Pilier d'Angle

Ik schiet vlug mijn 7 mm-touw op en terwijl we verder klimmen, bestuderen we voortdurend de wand die ons toegang moet geven tot de Grand Pilier d'Angle, 4243 m. De wand lijkt op een rechtopstaande halve kom. Wat is de beste route? Nico blijft iedere 20 meter staan en verdiept zich in de wand. In het midden lijkt hij het gemakkelijkst, met kleinere rotsblokken. Aan de rand lijkt de graat ook al niet uitnodigend... Iets naar rechts klimmen we omhoog. In het midden van de steile ijswand is er een ijsbreuk over de volledige breedte, zo'n goede 200 m. We moeten helemaal naar rechts, zo 'n 50 m uitwijken.

Weer die kuiten en die voeten... Door een gat onder een ijsbrug, zoals een muis door een gangetje, kruipen we naar de andere kant van de randspleet. Een meter loodrecht klimmen verschaft ons toegang tot het hogere ijsveld, dat we tot de bovenste rand beklimmen. De rotsen zijn hier echter vrij moeilijk. We volgen de rand weer terug 60 m naar links. Tussen de bovenste ijsrand en de rotsen is er gelukkig een smal spleetje zodat deze ijsrand ons een beetje als steun kan dienen bij het zijdelings vorderen.

 

Nog een goede 200 m rotsen naar de top van de Grand Pilier d'Angle! Gelukkig voor onze kuiten kunnen we hier weer onze stijgijzers afnemen. Doch we moeten oppassen. Verschillende stenen suizen voorbij. Als je het suizend geluid hoort, kan het al te laat zijn. Toch duik ik snel tegen de rotswand, want gewoonlijk volgen er dan nog. We klimmen telkens touwlengten van 40 m en maken elke keer stand aan een overhangende rots die min of meer beschutting biedt tegen dat suizend gevaar. Iedere touwlengte vermindert dat gevaar van projectielen die van boven komen.

 

Zicht vanaf de Brouillardgraad op de Aiguille Blanche de Peuterey en de Aiguille Noire de Peuterey, op de voorgrond de Innominatagraat naar de Col de Frêney (foto 1989)

Terwijl ik klim en een goede greep boven mijn hoofd heb, zie ik plots dat het touw 1 m boven mij wat stenen naar beneden duwt. Op hetzelfde ogenblik voel ik een stekende pijn aan mijn middelvinger. Naast en rond de vingernagel kleurt alles rood van het bloed. Ook mijn wijsvinger kleurt rood en laat flarden huid van mijn vinger zien. Na een minuut mindert de pijn. Ik veeg het bloed af aan de rotsen en iets verder zorgt een roodkleurende sneeuwplek voor wat verlichting. Na nog een uurtje klimmen zijn we aan de top van de Grand Pilier d'Angle. Ik doe een doekje met een pleister aan mijn vinger nadat ik een overlangse scheur van de nagel heb vastgesteld.

Het is 16.30 uur en de Mont Blanc ligt binnen handbereik. Nog een steile ijsgraat met onderweg een stukje steile ijswand van 55°. We zullen hier echter nog een tweede bivak maken. Nico wou eerst nog de uitklim doen maar vindt daarna ook dat de opgewarmde sneeuw voor extra moeilijkheden zou kunnen zorgen. Later zegt hij dat dit stuk minstens een uur meer klimtijd zou gevergd hebben, hadden we het nog die avond beklommen.

 

Een Muizenval

Plots is me ook de betekenis van de topo duidelijk als deze beschrijft dat de Peutereygraat een muizenval wordt bij slecht weer. Als er hier een onweer losbarst, als het onmogelijk wordt om uit te klimmen naar de Mont Blanc die nog eens 600 m hoger is - maar die vandaag zo voor het grijpen lijkt - als je dan heel die lange weg terug moet zoeken in miezerige wolken, dan voel je de grootsheid van deze bergen. Er zijn wel een paar zogenaamde "vluchtwegen", maar die zijn praktisch even lang en onherbergzaam. En zijn zij bij slechte zichtbaarheid wel te verkiezen boven de gekende heenweg? Nico had vooraf al gezegd dat bij eventueel slecht weer de terugtocht naar het Craveribivak zou gebeuren om daar af te wachten... Het weer blijft echter fantastisch op een paar kleine wolkjes na.

Terugblik op de Grand Pilier d'Angle

Het tweede bivak is nog kleiner dan het eerste. Als we met ons hoofd elk aan een andere kant liggen is er net plaats genoeg om te liggen. Nico ligt langs buiten en ligt werkelijk op de rand van de afgrond. Als we ons even bewegen, zegt hij "Mijn voeten liggen over de rand." De nacht tovert weer een prachtige sterrenhemel te voorschijn. Komt het door de vermoeidheid dat we beter slapen, of door de gewenning?

 

De uitklim naar de top van de Mont Blanc de Courmayeur

De Uitklim

Het is snel 4.30 uur. Gauw wordt er wat thee gedronken. We nemen weer geen drank mee, op deze plaats kost dat te veel moeite en te veel tijd en bovendien moeten we dan ook nog gewicht meesleuren. We kunnen beter straks sneeuw smelten als we op de Mont Blanc de Courmayeur arriveren.

De eerste 100 m verlopen horizontaal. De sneeuw is krakerig aangevroren, maar hier en daar zakken we er toch wat door. We hebben ons gisteren dus toch een beetje ellende bespaard. Geleidelijk aan stijgt de graat. We blijven gelijktijdig gaan. Na een uurtje gaat de graat over in een wand van zowat 55°; tegelijk wordt ook de sneeuw harder en beuken onze voorste stijgijzerpunten in op een ijslaag. Verderop zien we links boven weer vaag een ijsgraat die licht naar rechts naar de top van de Mont Blanc de Courmayeur leidt. Als we daar kunnen geraken zijn we er bijna. Maar de ijslaag wordt nog iets delicater en we besluiten om de laatste touwlengten te zekeren. We klimmen telkens 40 m en zekeren elkaar. We bereiken de ijsgraat als er nog een drietal touwlengtes moeten geklommen worden. Waar de ijsgraat eindigt zien we rechts een paar grote overhangende sneeuwkappen hangen. Daar moet de top zijn. We zijn een kleine drie uur onderweg. Aan het eind van de ijsgraat klimt Nico over de rand en een overwinningskreet maakt me duidelijk dat de top van de Mont Blanc de Courmayer bereikt is, 4748 m.

 

Terug naar de Bewoonde Wereld

Een paar honderd meter verder zien we verschillende cordees op de Mont Blanc, 4807 m. Het krioelt er van het volk, zo ziet het er althans uit na onze eenzame beklimming, die nu reeds drie dagen aan de gang is. De moeilijkheden zijn voorbij, rustig zitten we op onze rugzakken. Toch moet alles nog snel gaan, vindt Nico. Vlug neem ik mijn gasvuurtje, we drinken wat thee en eten wat muesli en koekjes. Ook wat chocolade gaat er vlot in.

Daarna is het een makkie naar de Mont Blanc. Ik stond reeds enkele keren op de top en voel me dan ook thuis en ontspannen. Ginds liggen de Monte Rosa en de Matterhorn, daar is de Rochefortgraat... Een rondblik die laat je genieten van het landschap en van de verschillende prachtige toppen waarop ik reeds voet mocht zetten. En aan elke top zitten herinneringen vast.

Een cordée van vier vraagt of ik hen wil fotograferen: "4 x dezelfde foto a.u.b." Ze nemen van ons ook een dia, "tweemaal" zegt Nico. Een uur en twintig minuten later bestellen we twee liter water in de Goûter-hut, 1000 m lager. Via de Nid d'Aigle en Les Houches bereiken we via Chamonix weer onze auto's in Courmayeur en Val Vény. Het avontuur is afgelopen.

 

Tekst en foto's: Jo De Smedt

 

Dit verhaal is ook te vinden in Boba van okt-nov 1997.

 

 

home